Spring naar inhoud
Bestel kaarten

Door: Joost Tanasale

Mees Boerema en Joris van de Boer zijn twee van de zes kindacteurs die afwisselend een rol hebben in Ripperda. Ze zijn allebei twaalf jaar en spelen voor tribunes met twaalfhonderd mensen. "Mijn oma vindt het heel cool."

Een van de tofste dingen van meedoen in Ripperda is om met Bert Visscher te spelen

Twaalf jaar en dan al spelen voor tribunes met twaalfhonderd mensen. Voor wie Joris en Mees hoort praten aan een picknickbankje bij speellocatie Op Maarhuizen, klinkt het of spelen voor volle tribunes heel gewoon is. 

Allebei deden ze vorig jaar ook mee in Hollands Hoop, de eerste voorstelling van Zummerbühne. Dat beviel ze zo goed, dat ze ook nu weer van de partij wilden zijn. 

In Ripperda komen twee scènes voor waarin een rol is weggelegd voor een kind. Spannend? Valt wel mee, zegt Mees: “Er schijnen heel veel lichten op je, dus je ziet de mensen niet zo heel goed. Ik voel niet zoveel spanning. Ik ga gewoon op en dan ga ik weer af.” 

Coole geschiedenis

Mees komt uit Paterswolde en wil later acteur of pianist worden. Of allebei. Zij speelt in een scène het zoontje van Johan Willem Ripperda die niet wil dat zijn vader naar Spanje vertrekt. 

Joris vindt alles leuk en heeft daarom nog geen flauw idee wat hij later wil worden. Hij zit op musicalles bij de plaatselijke vereniging in Emmeloord. Voor de gelegenheid hebben zijn ouders een caravan bij een boerderij in Winsum staan.

“Heb je weleens gelogen?” Vraagt Ripperda hem in de scène die hij speelt. “Nee”, antwoordt hij dan. En dat is best grappig, zegt Joris: “Op het moment dat ik zeg dat ik nog nooit heb gelogen, lieg ik eigenlijk juist wel.”

Ze vinden het allebei een mooi stuk, zeggen ze. Hoewel het soms ook wat lastig te volgen is, want sommige acteurs spelen maar liefst vijf verschillende rollen. “Het is wel een coole geschiedenis,” zegt Mees. “Maar het laat ook zien dat je niet moet liegen, want dat heeft geen goede gevolgen.” 

Heel-heel-heel leuk

Eén van de tofste dingen van meedoen in Ripperda is om met Bert Visscher te spelen. Want het is echt leuk om met zo’n bekend iemand op te treden. Mees: “Mijn vader is fan van hem en ‘s avonds kijkt hij wel eens filmpjes van zijn shows.”

Voor Joris is dat herkenbaar. “Ook mijn vader en moeder vinden hem een goede cabaretier en ik heb veel van hem gezien. Ik vind het cool dat ik met hem kan spelen.” 

Allebei gaan ze vanaf dit schooljaar naar de middelbare school, waar ze in de klas mooie verhalen over hun zomer kunnen vertellen. Aan enthousiaste reacties geen gebrek. “Ja, mensen vinden het heel tof dat ik meespeel”, zegt Mees. 

Ook Joris krijgt leuke reacties, al verschilt de wijze waarop per persoon. “Sommigen zeggen gewoon: wat leuk. En dan heb je mijn oma, die vindt het echt heel-heel-heel erg leuk. Toen ik bij haar langs kwam en vertelde dat ik mocht meespelen in Ripperda met Bert Visscher, zei ze: met Bèèèrt?! Dus die vindt het wel heel erg cool.”

Spanning

Meedoen in Ripperda is vooral heel leuk, maar toegegeven, er komt toch wel wat spanning kijken bij spelen met professionele acteurs en zoveel publiek. “Ik vind het wel spannend of ik het goed doe,” zegt Mees. “Of mensen het wel leuk en interessant vinden en of ik de tekst goed ken. Vooral de eerste zin moet goed zijn. Daarna is het reageren op wat Bert zegt en dan weet je het allemaal wel weer en gaat het haast vanzelf.”

Joris: “Ik vind dit soort voorstellingen überhaupt leuk en al helemaal dat ik daar dan zelf in mee mag spelen. Bij de voorstellingen van mijn musicalvereniging komen zo’n vierhonderd mensen kijken. Dan is optreden voor twaalfhonderd mensen toch wel erg veel.”

Na afloop van zijn scène voelt hij de ogen van het publiek op hem gericht. “Bij het opkomen is het niet heel spannend, want dan wordt vooral op Bert gelet. Maar bij het teruglopen tussen de tribunes door is het stil en dan moeten mensen toch ergens naar kijken. Dat is wel het moment dat ik denk: het zijn wel echt heel veel mensen.”

Staande ovatie

Allebei spelen ze zeven keer mee in de voorstelling. Het allermooiste van die avonden is wanneer de mensen na afloop applaudisseren. Zo’n staande ovatie, dat brengt alles bij elkaar.

Joris: “Het hele publiek gaat dan klappen, de muziek komt er weer bij en we mogen naast de acteurs staan.” Mees: “Om voor twaalfhonderd mensen te buigen alsof het heel normaal is, dat is echt cool.”

Op de foto staat Mees links en Joris rechts